Saya Yasmine Amores is half Indonesisch, de andere helft is een mengsel van verschillende bevolkingsgroepen uit de Himalayas, ze heeft ook blank en Indiaans bloed in zich. Dit maakt haar cultuurrijk; dit is ook de bron van haar creativiteit en kunstzinnigheid.
Haar gedichten en romans gaan over haar zoektocht naar zichzelf: Wie ben ik?
De gedichten uit De rinkelband is gebroken zijn jeugdervaringen van Amores. Zij werd de weide ingestuurd omdat zij niet welkom was in huis. Toen zij twee jaar oud was, schoot haar moeder op haar met een geweer. De kogel ricocheerde naast haar voeten, maar haar moeder gaf het niet op. Eén kogel was voor altijd op haar naam gereserveerd; vooropgesteld dat zij zou ontdekken dat ze uit overspel geboren werd en op zoek zou gaan naar haar biologische vader. En ook wanneer zij andere familiegeheimen zou ontdekken en ze kenbaar zou maken. Er zou geen huwelijksfeest voor haar zijn, en zij zou de ballast voor de hele familie dragen. Zo werd er voor haar besloten, op haar geboorte dag.
hoe kan ik je moeder noemen
als jij mijn geboorte betreurt
en nu nog de wens koestert dat je
bij de geboorte mijn keel had dichtgeknepen
snikkend verliet ik je vandaag
zonder de tooi van hardi of vermiljoen
rituele giften achterwege latend
geen bruidegom of bruiloftsstoet
niet heb ik je snikkend vastgegrepen, moeder
de voeten van vader niet aangeraakt
jullie zagen mijn toestand
maar voelden geen verdriet
smart hadden jullie méér
bij mijn geboorte
dat ik het gif zal drinken van jullie
de laatste wens
welke hand
neemt van mij het eigen leven
jíj hebt mij ter wereld gebracht
geef jíj mij het gif
hoe kan ik je moeder noemen
als jij mijn geboorte betreurt
Uit: De Rinkelband is gebroken. 1990.
Zij snakte om het ouderlijk huis te verlaten waar zij zich verstoten en verworpen voelde. Op haar zeventiende vluchtte zij naar een internaat, vanwaar zij naar de Kunstacademie ging om te studeren. Daar ontmoette zij Jan Soebhag (redacteur) en Mustafa Nabibaks (docent Literatuur Geschiedenis). MN was de redacteur van het Sarnāmi tijdschrift Bhāsā (taal). Amores schreef in die tijd gedichten in de Nederlandse taal. JS vroeg aan haar of zij gedichten in Sarnāmi wilde schrijven als eerbetoon aan de voorouders die als Brits-Indische immigranten naar Suriname gingen. Het schrijfproces was voor de dichter niet gemakkelijk. Praten in een taal en schrijven in een taal waren twee verschillende dingen. Na maanden lukte het haar wel. In 1985 publiceerde zij op negentienjarige leeftijd, haar eerste Sarnāmi gedicht Wakt ke musāfir/ Tijdsreiziger in het tijdschrift Bhāsā. In 1990 debuteerde zij onder de titel Ghunghru tut gail / De rinkelband is gebroken. De gedichten werden geselecteerd uit Bhāsā en de uitgever was NBLC, Nederlands Bibliotheek en Lectuurcentrum.
Tijdsreiziger
wat is je komen en gaan?
Geef kostbaarheden aan de hooggeplaatsten
Geef aalmoezen aan de laaggeplaatsten
Dat is onze oude gewoonte
Reiziger voor even
hoe is je naam?
Kortstondig leven
welk nut heeft je boodschap?
Daarna volgden er andere publicaties onder het pseudoniem Cāndani. Vanwaar je dacht te vertrekken sta je geplant (1993), Derde druk 2019. Zal ik terugkeren als je bruid (1999), Tweede druk 2019. Ghar ghar ke khel/ Het spel van huisje huisje (2002). Herziene druk 2019. Zij schreef ook twee romans: Oude onbekenden (2001) en Huis van as (2002).
Steen in een bruisend beekje!
Eeuwig lig je op één zelfde plek!
Je hart bonst waar geen van weet!
Het water raakt jou alzijdig!
Er is niets gezegd!
Doch, jij hebt het gehoord!
Je verhalen blijven bewaard!
Geen oor verstaat jouw taal!
Ik begreep jou toen ik steen werd!
***
Artikel van Sen Nandoe